Wandelen langs de Cabo de Gata
Het is eind maart 2024. We zijn in het natuurpark van Cabo de Gata om te wandelen. Dit is een bijzonder gebied aan de zuidoostelijke kust van Spanje. Weliswaar een Nationaal Park met een beschermd kustgebied; dus geen hoge hotelketens en mega toeristische plaatsen. Maar tegelijk omzoomt door een zee van plastic (zie foto onderaan deze pagina). Meer dan 120 km² kassen voor de productie van vooral tomaten. Oerlelijk. Gelukkig zie je die niet vanaf de paden langs de kust.
De bergen van de Sierra de Cabo de Gata worden gevormd door een lang vulkanisch rotsmassief, soms met scherpe pieken en okerkleurige steile flanken. Direct aan de kust stijgen de rotsen rechtop uit zee. Soms wel tot honderd meter hoog. Kliffen en geulen met afgelegen witte zandstranden. Iets buiten de kustlijn liggen rotsachtige mini eilandjes. Meer landinwaarts is het droog en woestijnachtig. In dit gebied zijn de nodige Italiaanse spaghettiwesterns opgenomen.
Video-impressie route naar de Morrón de los Genoveses
Onze eerste wandeling start in San José. We lopen vanuit dit aardige dorpje eerst naar playa de Los Genoveses. Het zal de komende tien dagen steeds hard tot zeer hard waaien. Om het strand heen lopen we naar de Morrón de los Genoveses, een rotsformatie die zo’n 75 meter uit de zee oprijst. We klimmen hier naartoe. Mooi uitzicht. We lopen terug langs de stereotype molino de los Genoveses (waar is Don Quichot?) en de vele grote agaven.
Een hele mooie tocht vonden wij de circular desde Rodalquilar por el Cerro del Cinto y las Minas de Oro. We starten bij de botanische tuinen van Rodalquilar. Onbegrijpelijk hoe je in dit droge landschap een grote botanische tuin weet aan te leggen én te onderhouden. De tocht gaat dan door het oude mijngebied van de Cabo de Gata. Hier werden mineralen, edelstenen, ijzer, zilver en zelfs goud gedolven. Cabo de Gata is Spaans voor ‘de kattenkaap’. Maar de naam komt van ‘Cabo de Agata’; agaat, een steensoort die je veel tegenkomt op de stranden.
Deze route loopt rond de Cerro del Cinto (389 meter) die aan de zuidzijde deels is afgegraven en waar je overal de ingangen van de mijnschachten nog kunt zien. Aan het einde van de wandeling passeren we industrieel erfgoed uit de oude mijntijd.
Vanuit Las Negras maakten we een prachtige omloop. Vanuit dit plaatsje eerst zuidelijk over een pad hoog en steil langs de kust. Dan passeren we een oud militair kustfort – Castillio de San Ramón – aan het calilla del Playazo, een mooi klein strandje. Vervolgens langs het grotere playa del Playazo. Dan lopen we weg van de kust om een ronde te maken om Cerro de Romeral.
Heel verrassend vonden wij het pad vanuit de kleine stad Níjar naar het hooggelegen gehucht Huebro. De wandeling loopt vanuit de stad door de enigszins groene en hogerop waterrijke vallei. Huebro ligt op zo’n 750 meter, Níjar 400 meter lager; er moet dus geklommen worden. Het pad is niet moeilijk, wel af en toe lastige stapjes, met hier en daar veel losse stenen. Soms smal en met passages langs de bergwand. Op het plein van de Iglesia de Huebro is het stil. In de zon genieten we even van de rust. Een hond komt bij Afien om koekjes bedelen. Vanaf het plein zie je in het dal de oerlijke plastic zee….
We dalen af en komen langs oude irrigatiekanalen en bouwvallige watermolens. Hoog stroomt veel water, lager wordt het weer droog. Bij de kerk van Níjar is een mooi terras voor een drankje.
O ja, Almeria is een fraaie oude havenstad. Met het machtige en goed gerestaureerde Alcazaba, een groot fort hoog boven de haven en de stad, een schitterende kathedraal en een klein maar bijzonder gitaarmuseum over de grondlegger van de bouw van de huidige klassieke gitaar, Antonio de Torres Jurado. Het bezoeken waard.
Kaarten van de beschreven wandelingen.