Wie heeft er gelijk in de Monte Rosa?

      Reacties uitgeschakeld voor Wie heeft er gelijk in de Monte Rosa?

Samen met Kees Hagen trek ik tijdens de warmste zomer in honderd jaar (2003) door het Monte Rosa massief. Laverend door een doolhof van gletsjerspleten. Naast mooie beklimmingen van bekende vierduizenders, hebben wij ook de nodige discussies over veiligheid, gletsjerspleten en terugkeren.

Kees en Maarten op de top van de Castor

Zermat
Het is zondagmiddag. Het is druk in de straten van Zermatt. Nu is het daar altijd druk, maar vanmiddag is de Matterhorn-marathon. Een loopwedstrijd van het centrum van Zermatt, naar de Schwartzsee en weer retour. De speaker schalt de uitslagen door de straten. Wij gaan naar de kabelbaan. Omhoog naar Tröckner Steg. Het loopt tegen vijven. De laatste lift omhoog. Lekker rustig. Onweer hangt dreigend in de lucht. De jongen die de kabelbaan bedient, vertelt dat er vorig week nog een gids door de bliksem is getroffen. Dood. Het was, vertelt hij in één moeite door, uiteraard geen gids uit Zermatt. “Want die gidsen overkomen zulke ongelukken niet.” De chauvinist.

De messcherpe graat naar de top van de Castor

“…en plotseling zagen ze de Monte Rosa voor zich oprijzen. Een arctische wereld, een eeuwige winter die zich dreigend uitstrekte boven de zomerse weiden. Mijn moeder vond het beangstigend. Maar mijn vader zei dat het was alsof je een andere orde van grootte ontdekte, alsof je vanuit de bergen van de mensen die van de reuzen betrad. En natuurlijk was het voor hem liefde op het eerste gezicht.”
Paolo Cognetti – De acht bergen – 2017

OLYMPUS DIGITAL CAMERA

De Theodulhütte in de vroege ochtend

Smerige ijspap
We lopen over de Theodulgletsjer richting de gelijknamige hut. Het uitzicht is bizar. De Matterhorn westelijk is helemaal omgeven door pikzwarte wolken. Het rommelt en het dondert er. Daar moet je nu niet in zitten. Oostelijk hangen zware, zwarte wolken om de Breithorn. En boven de Theodulgletsjer schijnt nog de zon en is de lucht min of meer blauw. Kees en ik lopen over de skipiste, die door grote afdalende machines nog een keer wordt platgewalst. De extreme zomer heeft er voor gezorgd dat er geen sneeuw meer ligt. Het is een grote, smerige ijspap.
“Kom op Kees, haast maken. Pickel in de hand. We gaan niet aan het touw. Duurt te lang. Het risico om in een spleet te zakken is op die platgewaste skipiste toch gering.”
Na een kwartier begint het vreselijk te hagelen. Ook zien en horen we lichtflitsen. Ik raak gestresst. Onweer op de gletsjer vind ik zo link. Ik jaag Kees op. Hij heeft zijn outdoorjack weer helemaal onderin zijn rugzak gepropt. Altijd hetzelfde met die Kees, dingen die hij nodig heeft zitten geheid onderin zijn rugzak. Het is niet aardig van mij Kees op te jagen. Trouwens hij trekt er zich nauwelijks iets van aan.

Leedvermaak
Verdomme, ik hang in een gletsjerspleet. We zijn onder aan de Theodulpass gekomen en willen naar de col klimmen, waar de trap naar de hut is. Twee stappen van de skipiste af en ik schiet omlaag. Ik een flits spreid ik mij armen en druk mijn boven lichaam naar voren. Ik blijf hangen, gelukkig. Ram mijn pickel in het ijs en trek me er weer uit. Kees kijkt vol leedvermaak.
“Nee Kees, we gaan niet aan het touw, kom op, opschieten, hier kan niks gebeuren, over die skipiste is het veilig……, ja, ja, Maarten”.
Hij heeft gelijk. Elk jaar staat er enkele keren op het prikbod van de website van de bergsportvereniging dezelfde vraag over deze pass. Trekkers die de tour de Monte Rosa gaan doen willen weten of ze dit stuk gletsjer zonder touw, stijgijzers en pickel kunnen oversteken? Meestal is het antwoord: het is mogelijk als je op de skipiste blijft, maar er blijven risico’s, want het is en blijft een gletsjer. Zie hier het bewijs: schrik en trillende benen.

Watjes
Het is raar weer als we de merkwaardig verbouwde Theodulhütte uitgaan. De ontwikkeling van de luchtdruk is ongunstig. Soms zitten we in de wolken en dreigt er sneeuw. Even later zien we een blauwe lucht en is het licht. Wolken waaien uit het dal omhoog. We maken een traverse dwars over de Theodulgletsjer naar het Breithornplateau. Het is hier en daar flink laveren. Tsjonge, wat een spleten. Normaal lopen hier skipistes. Nu is het een doolhof van gletsjerbreuken. De hete zomer manifesteert zich nadrukkelijk. We bereiken het Breithornplateau. Er komt een groep Italianen, die net als wij richting Breithorn gingen, terug. Ze gaan niet verder. Ze zien niks vanwege de dichte mist. Kees vindt dat wij ook maar beter kunnen omkeren.
“Kees even rustig, wij zijn geen Italiaanse watjes, die bij de eerste mist omdraaien.”
Ik rammel aan de deur van een toegangscontrolehuisje bij een sleeplift. De deur is open. We gaan even naar binnen Kees, slokje thee en dan bekijken we even wat we gaan doen. Ik zeg dat we door moeten gaan. Kom nou, de Breithorn heeft de makkelijkste normaalweg van alle 4000-ers. We waren hier eerder. We kunnen navigeren op kaart en kompas. We gaan. In de verte zie ik de eerste gidsen opdoemen vanaf het kabelbaanstation van de Klein Matterhorn. Dus we zijn niet de enigen die besluiten dat klimmen gewoon kan. Zo nu en dan verwaait de wind even alle wolken en overzien we de route. Zonder problemen naar de top. Helaas niks te zien. Nu snel afdalen en naar de rifugio Guide della Val d’Ayas.

Degradatie
Het valt nog niet mee om in de mist de overgang via de Breithornpass naar de Verragletsjer te vinden. Als we die eenmaal hebben gevonden klaart het weer tijdelijk op. We kunnen beginnen aan een lange slalom langs gigantische gletsjerspleten. De opklaring is van korte duur. Weer onweer en neerslag. Zeiknat komen we aan bij de d’Ayashut. Natte zooi uit en naar binnen.
We zitten helemaal vol”, zegt de waard.
“Wat, nu al?”
“Het is drie uur in de middag.”
“Maar zijn er toch niet twee kleine plaatsjes voor ons?”
“Ook niet noodlager?”
“Ook niet winterraum?”
“Nou niet zeuren, een uur naar beneden ligt nog een hut, de Mezzalama, zal ik even voor jullie bellen?”
Oké, er zit niks anders op. Balen. Natte zooi weer aan en afdalen in de sneeuw.

Doen we even
De letterlijke degradatie naar de, overigens gezellige Mezzalamahut, gooit roet in onze planning. De volgende ochtend moeten we om te beginnen anderhalf uur omhoog, voordat we weer bij ons gedachte uitgangspunt zijn. Mooi balen zulk tijdsverlies. Het plan om de Pollux en de Castor achter elkaar te doen laten we maar varen.
In een lekker tempo richting de voortop van de Castor. Vlak hieronder komen we bij “den machmal heiklen Bergschrund”. Jawohl, hier klopt de Führer weer als een bus. Een traverse over een meter of tien steil ijs.
“Kom op Kees, hup dat doen we even.”
Kees wil namelijk gaan zekeren over een vastpunt. Maar ik vind dat veel te veel werk en niet nodig. Er komen ook nog andere groepjes aan en ik wil de boel niet ophouden. Ik ga voorop. Concentratie. Goed de ijsbijl in het ijs slaan. Stapje voor stapje. Voorzichtig de stijgijzers plaatsen. Het gaat goed. Maar als ik op de voortop sta denk ik, verdomme die Kees had gelijk. Als ik langs de Bergschrund naar beneden kijk… brrr.
“Altijd op safe gaan in de bergen, Maarten!” spreek ik mezelf bezwerend toe.

“den machmal heiklen Bergschrund”

Messcherp
Van de voortop dertig meter naar de messcherpe sneeuwgraat naar de top van de Castor.
“Kees, als ik naar rechts val, dan moet jij naar links springen, anders gaan we samen.”
“Maarten, rustig aan jongen, dit is vreselijk eng.”
“Kom op, stel je niet aan.”
Kees heeft helemaal gelijk denk ik. Dit is pure psychologie. Over een stoeprand loop je tientallen meters trefzeker. Deze graat is een meter of vijftig lang op 4200 meter. Links en rechts gapende afgronden. Maar er loopt een spoor van ongeveer een halve meter breed. Niks aan de hand dus zou je denken. Mooi niet: de hartslag gaat huiveringwekkend omhoog.
“Als je maar niet struikelt over die stomme stijgijzers van je.”
“Hou je bek, Maarten en ga niet zo snel.”
Ik kijk niet naar beneden en loop gewoon vlot door. Mijn manier om de altijd basale angst te couperen. Gewoon er stevig overeen, beetje stoer doen en Kees opjutten.
De top stelt niks voor. Wel mooi uitzicht, maar dat heb je op alle toppen hier. De obligate foto’s en dan via de oostgraat weer naar beneden. Op het Felikjoch nemen we de tijd om even bij te komen.

Communie
Het is drie uur in de middag. De capanna Quintino Sella ligt op 3585 meter. Een markant rotsplateau, direct aan het einde van de Felikgletsjer. Vanuit Gressoney is het een hele forse tippel om er te komen. Vanaf de skilift van Bettaforca maar liefst 1000 meter omhoog. De zon schijnt. Kees en ik pakken onze spullen uit. Alles eens even goed laten drogen. De altaartafel voor de hut is een mooie plek om de handel uit te stallen. Verder op doen we een dutje: ook bergsport, goed recupereren. Voor het avondeten brengen we onze spullen naar de enorme slaapzaal (100 bedden). Ondanks het dutje vanmiddag, kruipt Kees nog even onder de wol. Ik loop naar buiten. Tot mijn verbazing zie ik twee collegae bergsporters een albe aandoen, een stola omhangen en de altaartafel (vanmiddag nog door ons ontheiligd) gereedmaken voor de communieviering. Tien tot twintig bergsporters drommen samen bij het uitspreken van het Tafelgebed, wensen elkaar de vrede van Christus en vieren de mis. Het meemaken van dit ritueel, tegen de achtergrond van de machtige toppen van de Liskamm, ontroert me. Bergsportende priesters. In de geschiedenis van het alpinisme overigens beslist geen bijzonderheid. De normaalroute naar de top van de Mont Blanc vanuit Italië: geopend in 1890 door Achille Ratti, de late paus Pius XI. De bisschop Von Salm-Reifferscheidt en diens vicaris Von Hohenwart organiseren de eerste beklimming van de Grossglocker in 1800 (de vicaris haalt het, de bisschop niet). Of hier in de buurt, de pastoor uit Alagna, Giovanni Gnifetti, die de nu naar hem genoemde Punta in 1842 het eerst beklimt (de Punta Gnifetti is in de Duitstalige contreien beter bekend als Signalkuppe, 4556 meter, waarop de rifugio Regina Margherita staat). Kees roept me, het is onze buurt om te gaan eten.

Parkeergarage
Het weer is niet om vrolijk van te worden. Lagere luchtdruk en weer veel zware bewolking.
“Kom Kees, nu niet mauwen we pakken de Liskamm.”
“En daarna over de Zwillingsgletsjer naar de Monte Rosahut.”
“Maar kan dat allemaal wel, is het weer niet te instabiel en hoe ligt die Zwillingsgletsjer erbij?”
“We gaan en we zien wel…”
Wederom een prachtige slalom langs giga gletsjerspleten. Griezelig dunne sneeuwbruggen. Dat Kees er niet doorheen zakt is een waar wonder. Hij is immers tien kilo zwaarder dan ik. Anderhalf uur later staan we op het Felikjoch. Kees gaat voorop. Over de zuidwestgraat naar de westtop. Uurtje of twee klimmen. Steile maar relatief eenvoudige route. Geen sporen van voorgangers. Veel verse sneeuw. Zelf sporen dus. Na een halfuur klimmen draait Kees zich om.
“Maarten we kappen er mee!”
“Hoezo, Kees?”
“Kijk, daar, de Gornergrat kun je niet meer zien door pikzwarte wolken. Het is te instabiel. Straks staan we op de top en begint het onweer hier. Mooi niet dus.”
Ook de leuk bedachte route naar de Monte Rosahut over de Zwillingsgletsjer wordt niks. Waanzinnig grote gletsjerbreuken.
Complete caravanstallingen. We vinden geen spoor en ook geen veilige route.
“We gaan weer terug naar de Quintino Sella, Maarten, voordat we definitief zo’n parkeergarage inschuiven. Dan maken we daar wel een ander plan.”
“Kees, je hebt weer helemaal gelijk.”

Informatie
Wij starten deze tocht vanuit Zermatt. We gaan eerst naar de Theodulhütte. Men kan dezelfde toer ook starten vanaf het kabelbaanstation Klein Matterhorn, op 3840 meter of vanuit de Gandegghütte.
Karakteristiek voor deze tocht zijn de magistrale Penninische Alpen met hun 22 toppen boven de vierduizend meter en hun grandioze gletsjers. Dit gebied wordt doorgaans aangeduid als het Monte Rosa massief en ligt op de grens van Zwitserland en Italië. Het betreft een tocht geheel over gletsjers met beklimmingen van enkele vierduizenders. Bergsportuitrusting (stijgijzers, pickel, touw) en ruime alpine ervaring zijn beslist noodzakelijk voor deze tocht.

Pollux, Breithornmassief en in de verte de Matterhorn

Pollux, Breithornmassief en in de verte de Matterhorn