Zinderende uitzichten. IJzig koude nachten. Hele hoge passen. De Dhaulagiri is met 8167 meter de op zes na hoogste berg ter wereld. We trekken er omheen, over de gletsjer naar het basiskamp, via de hoge French col naar de Hidden Valley. Uitdagend en spectaculair. Eén van de allermooiste trekkings in Nepal.
“En toen – was hij er…
er waren geen woorden voor,
machtig,
ongelooflijk mooi –
de Dhaulagiri.”
Kurt Diemberger
We zitten in Java Caféhouse in Pokhara lakesite. Een doppio en cappuccino op ons tafeltje. Na zeventien dagen trekking snak je, naast een warme douche, vooral naar een kop echte koffie. Op tafel ligt een folder van één van de honderden trekkingsbureaus in Nepal. Ik lees Afien de tekst voor over de Dhaulagiri trekking:
“Tough, technical trek; challenging adventure; unforgettable; lots of passes.”
“Ja, dat klopt wel zo ongeveer”, zegt Afien.
Het is eind november 2017. Wij zijn net terug van de Dhaulagiri. Inderdaad, mooi, spectaculair en ruig. Soms lastige paden. Maar vooral hoog (tot op 5360 meter). Bovendien, in dit jaargetijde: extreem koud als de zon is verdwenen achter de bergen.
Er staat een 4wheeldrive klaar in Pokhara. Die rijdt ons naar Beni en vervolgens naar Darbang. Hier is de rest van de dragers al eerder gearriveerd. We kamperen op het speelterrein van de plaatselijke government school. Aan belangstelling van de kinderen geen gebrek. Afien gaat uiteraard direct in gesprek met de directeur en een paar klassen bezoeken.
Maandag begint de trekking echt. Eerst naar Dharapani. Een mooi uitzicht op de Dhaulagiri. We lunchen en gaan door naar Sibang. Kamp is weer op het terrein van een school.
Voordat we vertrekken nog even om 07:00 uur wat looptraining gegeven aan een groepje kinderen uit het dorp. Ze waren al gestart met de plaatselijke voetbaltrainer. Ik moest me er natuurlijk even mee bemoeien.
De eerste paar dagen lopen we door het midden Nepalese berggebied, tussen het laagland van Terai aan de grens met India en de hoge bergen van de Himalaya. Het is een vruchtbaar gebied. Rijstterrassen, citrusbomen, hogerop tarwe- en gierstvelden en appelbomen. Flinke dorpjes. De laatste gierst wordt geoogst. De akkers worden geploegd om de gereed te zijn voor de periode na de aankomende winter.
Langs een smal pad naar de nauwe vallei van de Myagdi khola. ’s Middags slingert het pad langs de steile wand. Soms hoog boven de rivier. Soms door bos, soms door kale grasvelden. We komen hoger en hoger. Op een bepaald moment buigt het pad af naar links. Het is al bijna donker als we aan komen op de kampplaats bij een guesthouse in Boghara.
Vandaag is een drager naar huis gestuurd. We gingen met 13 man van start: 1 gids, 1 kok, 2 keukenhulpen c.q. dragers en 9 dragers. Maar één van de knapen kan het werk niet aan. Op de lunchplaats heeft hij zijn pakket afgelegd en is terug naar huis gegaan. Commentaar van onze gids: “Tja, porter uit Kathmandu, niet uit het Makalu-gebied zoals de rest. Die zijn sterk.”
We lopen vandaag, maar ook morgen door oerwoudachtige bossen met veel tropische planten en bamboe. Soms zien we een aap. Soms passeren we een hutje waar vee wordt gehoed meestal door een vrouw. Links en rechts komen zijrivieren naar beneden. Als ze over ons pad stromen, kost dit meestal een steile afdaling en dito klim voor we de zijrivier gepasseerd hebben. Dobang is een open plek in het bos met wat bebouwing en een ‘hotel’. Er wordt bamboe gesneden waarmee de manden worden gemaakt die onze dragers gebruiken. Na Dobang volgt Sallaghari. Een klein kamp. Deze morgen verlaten door de laatste twee vrouwen met klein kind die er verbleven. We kwamen ze tegen in een grote kloof waar een zijrivier naar beneden kwam. Onze dragers maken een groot kampvuur. Ze dollen elkaar en hebben plezier.
We lopen over de boomgrens. Er is een nieuw spoor aan de oostkant van de rivier, waardoor we in twee uur in de open vallei van het Italian basecamp arriveren. Morgen rustdag. Hiep hoi. Rondom is het uitzicht machtig mooi. Dit is een groot kamp, maar wij zijn er alleen met onze gids, kok en dragers (inmiddels dus 12 man). Er staat een flink houten gebouw – ‘hotel’. Er zijn een paar vlakke terrasvormige velden voor de tenten. Ook zijn er twee ‘kitchens’, nu ja, schuurtjes waar onze kok aan het werk kan.
We zijn laat in het seizoen. De winter komt er aan. De bergbeklimmers zijn al afgedaald vanwege de extreme kou hoog op de berg. Alle overige trekkers liggen ons zeker een week voor. De westwand van de Dhaulagiri boezemt ontzag in. Op onze rustdag lopen naar een uitzichtpunt op 300 meter boven het kamp.
Het is mooi weer. Als de zon eenmaal op het kamp verschijnt, is het aangenaam warm.
We kijken omhoog. Ik vraag Tenji, onze gids, over of hij wel eens spreekt met de bergen en luistert naar wat een berg hem te zeggen heeft. Ik ben een nuchtere no-nonsence Hollander. Maar ik probeer me open te stellen voor de impressies die een berg me opdringt. Fenomenologie van de bergen.
Ik denk dat de berg vandaag dit zegt:
“Hé, nog een late trekkersgroep? Mooi, ik voel me goed vandaag, heerlijk in de ochtend zon. Welkom. Maak je ronde, maar ik zal het heel koud maken.”
“En zie ik daar niet Tenji? Acht keer op de Mount Everest, maar nog nooit op mijn top. Ha, ha, kom jij nog maar eens terug.”
Onze gids Tenji beklom maar liefst acht keer de Mount Everest en verschillende andere achtduizenders, maar de Dhaulagiri is nog niet gelukt.
Eerst even omhoog, dan afdalen naar de Myagdi khola. Oeps, dit is een linke, supersteile afdaling. Dan over een zijgletsjer waar de rivier gewoon onderdoor stroomt. Nu weer een stuk omhoog klimmen. Dan staan we voor de kloof, de ‘poort’ naar de Dhaulagiri. Hier begint het echte werk. We gaan westelijk langs de Dhaulagiri door een smal dal, met links en rechts hoge wanden, naar de Chhonggardan gletsjer. We zien een lawine van de Dhaulagiri af denderen. Het laatste deel van het dal is nu helemaal onder gesneeuwd. De gletsjer is grotendeels bedekt met puin en stenen. Het eerste kamp op de gletsjer – glaciercamp of ook depositcamp – ligt op 3940 meter. Er staan nog een achtergelaten koepeltent en een kitchentent helemaal vol zooi. Tientallen lege bagagetonnen, gasflessen, tuinstoelen, kapotte thermoskannen, halve rollen faomschuim, rommel, rommel en nog eens rommel.
Het spoor gaat verder op en neer over de gletsjer. Het pad is niet moeilijk, wel goed opletten dat je niet uitglijdt op het onderliggende ijs. De verschillende tientallen meters hoge watervallen langs de bergwanden zijn al half bevroren.
“Mooi om tegenop te ijsklimmen”, zegt Tenji.
Ik denk: “Nou, lijkt me link, ik zie en hoor nog een duidelijke waterstroom achter het ijs.”
Tenji heeft het nog niet gezegd, of er dendert een halve bevroren waterval naar beneden en klettert met geweld op de gletsjer.
“Ja, ja”, zegt Tenji, “de berg spreekt!”
Vanuit het Dhaulagiri basecamp worden de beklimmingen naar de top gedaan. Het kamp ligt op 4748 meter. Er is niemand meer. Het is er zo koud. Op het programma stond nog een acclimatisatiedag. Die schrappen we. Wij zijn prima geacclimatiseerd, ook al vanwege onze eerdere trekking. Brrr, zo guur. In de tent in de dubbele slaapzak een beetje lezen of muziek luisteren. ‘s Nachts horen we steeds grote stukken ijs afbreken en naar beneden storten, kleine lawines, stenen die los knappen van de gletsjer. Je zou er bang van worden.
“This mountain has been seen for centuries from the Indian plains, a floating white castle.”
Kurt Diemberger – UIAA – 2010
Dhaulagiri betekent ‘witte berg’. ‘Dhavala’ is wit in het Sanskriet en ‘giri’ berg. Het viel niet mee om deze achtduizender tot op de top te beklimmen. Er waren vanaf 1950 maar liefst acht expedities nodig. Op 13 mei 1960 beklommen vier Zwitsers, waarvan Kurt Diemberger de bekendste was en twee sherpa’s de berg met succes. De één na laatste achtduizender was bedwongen. Bij het kamp, maar ook bij het Italian basecamp en op de French col, zijn op rotsblokken gedenkplaten aangebracht voor omgekomen klimmers. Ik bekijk ze met respect. Er is een mooie plaat van een Spaanse alpinist. Jong. Met kleurenfoto. Ik zie dat er iets achter de plaat zit. Eerst begrijp ik niet wat het is. Het is een foto van de echografie van een ongeboren baby. Ach, dat ontroert me…
Net als gisteren weten de dragers en het keukenpersoneel niet hoe snel ze het hele kamp moeten afbreken, oppakken en vertrekken. Het is koud en ook zij voelen dat en willen niet treuzelen. We lopen noordelijk van de Dhaulagiri weg. Over een enorme morenerug naar de French col op 5360 meter. Het hoogste punt van onze trekking. Puffend komen we boven. Het is een col, maar voelt voor ons als een top en een overwinning!
Iets afdalen naar de Hidden valley, kamp op 5140 meter. Het begint fors te waaien waardoor het nog kouder aanvoelt. Deze vallei heeft nergens een dal naar beneden, vandaar de naam ‘de verborgen vallei’. Op eens is de wereld hier anders. Doods, kaal, ruw, zanderig. Het doet denken aan Tibet en daar zijn we ook niet ver vandaan.
De slogan de afgelopen dagen was:
“Bistari, bistari!”
Ofwel langzaam, langzaam. Niet te snel lopen. Rustig aan.
We proberen zoveel mogelijk andere vertalingen te vinden.
Slowly, slowly.
Lentement, lentement.
Langsam, langsam.
Piano, piano.
Pole, pole.
Tenji weet het zelfs in het Koreaans: 천천히, 천천히. Wij spreken het uit als: ‘tan tannie, tan tannie’. Ik weet niet of het goed is, maar het klinkt leuk: tante Annie.
Vanuit de vallei gaan we over de Dhampus pass op 5244 meter lang en langzaam in oostelijke richting dalen. Het heeft gesneeuwd wat het lopen allemaal niet eenvoudiger maakt. Rond de 4900 meter verandert het terrein en dalen we in anderhalf uur 1000 meter af naar Alu Bari (3900 meter). We zien soms Jomsom, ons eindpunt op 2720 meter, in de verte al liggen.
We lopen nu verder naar beneden. De helling is steil en hier en daar zwaar geërodeerd. Het pad eindigt midden in Marpha. Een leuk rustig dorpje. Hier is de appelteelt beroemd. Ook de applebrandy overigens. ’s Avonds legen we met z’n allen een flesje. Dan naar Jomsom. Taxi’s, 4wheeldrives, bussen en motoren. Wind en stof. Dit is de uitloop van de Annapurna trekking. We komen veel trekkers tegen. Moe, onder het stof, verlangend naar een douche en een koud biertje.
We zijn terug in de bewoonde wereld. Een dag eerder terug dan gepland. Mooi, we gebruiken die ‘extra’ dag voor een bezoek aan één van de meest heilige tempels – zowel Hindoeïstisch als Boeddhistisch – van Nepal. Muktinath. Een uur in de 4wheeldrive noordelijk de bergen van Mustang in. Het uitzicht vanaf de tempel op de Dhaulagiri is onvergetelijk. We kijken elkaar en zeggen: “yes, we did’t!”
Informatie
Gids – Trekkingsbureau
Wij deden deze trekking met Pioneer Adventure.