Chamonix. Het onbetwiste centrum van het alpinisme in Europa. Een stad die zijn bekendheid ontleent aan de Mont Blanc, de hoogte berg van de Alpen. Zomer en winter. Bergsport en skiën. De ‘Compagnie du Mont-Blanc’ zorgt dat we overal kunnen komen.
Compagnie du Tramway du Mont-Blanc
Chamonix heet eigenlijk Chamonix Mont Blanc. Chamonix zou helemaal niks zijn zonder de Mont Blanc. Want deze berg maakte dit nietige almdorpje, na de eerste beklimming in 1786, wereldberoemd. Hét centrum van het alpinisme.
Je kunt er heel goed met de trein komen vanuit Genève of Martigny. Wat bezoekers en bergsporters zich niet realiseren, is dat het hele toerisme in Chamonix steunt op een spoorwegmaatschappij. Namelijk de ‘Compagnie du Mont-Blanc – Tramway du Mont-Blanc‘. Deze maatschappij exploiteert niet alleen het gelijknamige treinbaantje van La Fayet naar Nid d’Aigle, maar ook de grote kabelbanen naar l’Aiguille du Midi, les Grands Montets, la Flégère en niet te vergeten het treintje naar Montenvers bij het Mer de Glace. We gaan eens kijken waar je zoal kunt komen met deze ‘spoorwegmaatschappij’.
La Flégère
Het is al donker. Afien komt met een verontruste blik uit het kantoor van de camping. We roepen haar. Ze springt een gat in de lucht van blijdschap.
“Ik dacht dat jullie een ongeluk hadden gekregen. Ik heb net de Gendarmerie in Chamonix gebeld. Wat is er gebeurd? Waarom zijn jullie zo laat? Ik was zo ongerust!”
Ze bijt op haar lip om tranen te bedwingen.
“Geef me een kus.”
Het verhaal is snel verteld. Ik ging met Marieke, onze oudste dochter van toen 13 jaar, een klimtochtje maken. We zitten in de omgeving van Chamonix. Ik neem haar mee naar de Aiguille de L`Index (2595 meter). Volgens de AV-Führer een ‘unbedeutender Gipfel‘. Toch is deze berg ‘wereldberoemd’ in Chamonix. De beklimming start vlak bij een kabelbaanstation, zodat de aanloop zeer kort is. Elke gids neemt zijn cursisten eerst mee naar deze berg. Als je ’s middags aankomt, kun je hem mooi even meepakken om wat te acclimatiseren. Vanuit Chamonix-Praz, hier kun je met het SNCF-spoor (La Société Nationale des Chemins de Fer) komen, gaat een kabelbaan naar La Flégère, vanaf daar draait een stoeltjeslift naar station Col de L’Index.
“Een uur of vier, dan zitten we weer samen aan het meer”, zeg ik laat in de ochtend tegen Afien voor we vertrekken. Dat viel echter tegen. Eerst hebben we te maken met een wegafsluiting. Bij de kabelbaan staat een rij van hier tot Tokio, haast letterlijk met allemaal Japanners. Dus veel later dan gepland beginnen we met klimmen. Dat ging perfect. Maar op de top kwamen we in een file van negen touwgroepen. Een paar meter onder de top zit een grote abseilhaak. Het duurt tergend langzaam voordat iedereen afgedaald is. Sommige cursisten moeten dubbel gezekerd worden of durven niet. En het wordt later en later. Het eind van het liedje is dat Marieke en ik hardlopend nog net kunnen zien hoe het laatste personeelslid met de stoeltjeslift naar beneden gaat. Gesloten. Geen ‘retour’.
“Dat wordt lopen Marieke”, zeg ik, “er zit niks anders op”. We lopen enorm te balen. Halverwege eten we in de refuge La Flégère. De mobiele telefoon wordt pas het jaar daarop aangeschaft. En die arme Afien heeft hele moeilijke uren.
Les Grands Montets
De parkeerplaats bij ‘le téléphérique‘ naar l’Aiguille du Midi is enkele voetbalvelden groot. Vanaf de Aiguille op 3842 meter kun je het hele Mont Blanc massief op je in laten werken. Het uitzicht is bij helder weer weergaloos.
Kees en in rijden onder de kabels door van deze gigantische kabelbaan. Het is zwaar bewolkt en regent gestaag.
“Ik verbaas me er altijd over dat de kabelbaan ook vol met toeristen omhoog gaat terwijl het zwaar bewolkt is”, zeg ik tegen hem. De Mont Blanc gekte.
Als het mooi weer is, kunnen wachttijden uren oplopen. Reserveren is dan ook nodig, maar ja, wie weet of het over twee dagen mooi weer is.
Ik geef iedereen altijd het advies om de kabelbaan naar les Grands Montets als alternatief voor de Midi te overwegen. Les Grands Montets is weliswaar iets minder hoog (3297 meter), maar het uitzicht is even indrukwekkend. De kosten zijn lager ( € 23,50 voor een retour, de Aiguille du Midi kost € 35). De wachttijden kort. De Montets vertrekt vanuit Argentière, ook met de trein vanuit Chamonix te bereiken.
In 1871 schreef Leslie Stephen een boek met de titel ‘The playground of Europe‘. Deze Brit was een hartstochtelijk pionier in de bergsport en voorzitter van ’the Alpine Club’. Met de ‘playground’ bedoelde hij uiteraard de Alpen. In dat licht bezien zijn de Montets een ‘speeltuintje’. Kees en ik hebben een prachtig advies ontleend aan het boek van de beroemde gids Rébuffat over de honderd mooiste routes in het Mont Blanc massief. We gaan de Petite Aiguille Vert (3508 meter) beklimmen. Vanaf de kabelbaan kun je in een kleine twee uur naar deze top. Dit is een prachtige sneeuw- en mixed route, heel geschikt voor beginnende alpinisten of om te acclimatiseren.
Eerst gaan we een nacht bivakkeren in de rotsen van Aiguille des Grands Montets. We kunnen makkelijk alles mee omhoog nemen met de kabelbaan. We gaan genieten van het fraaie uitzicht en de veelkleurige zonsondergang en -opgang hoog in de Alpen. ’s Middags gaan we rotsklimmen op de Oostzijde van de Aiguille. Het zou fantastisch zijn geworden, mits het weer niet helemaal omsloeg. ‘Chamoniks’.
Tramway du Mont-Blanc
In 1907 ontstond het absurde idee om een spoorlijntje naar de top van de Mont Blanc aan te leggen. Er werd zes jaar aan gewerkt en in 1913 bereikte het treintje Nid d’Aigle op 2380 meter. Hier stopte men de bouw. Al bijna honderd jaar rijdt dit treintje vol met toeristen en bergsporters, zomer en winter, op en neer. ‘Le Tramway du Mont-Blanc’ vertrekt vanuit Le Fayet (580 meter), gemeente Saint-Gervais les Bains, tegenover het SNCF-station.
Ik neem eerst de kabelbaan Bellevue vanuit Les Houches naar la Charlette en stap daar op de ’tramway’. Het treintje tuft naar boven. Op deze manier gaan de meeste Mont Blanc beklimmers op weg naar refuge de Goûter (3817 meter) voor de normaal route. Ik loop vanaf Nid d’Aigle naar de refuge de Tête Rousse (3167 meter). Verderop is het beruchte couloir van de Rochers Rouges. Berucht vanwege de steenslag, die jaarlijks de nodige slachtoffers eist. In de superzomer van 2003 was het zo erg dat de autoriteiten het traverseren van dit couloir verboden. Er werd zelfs een agent van de Gendarmerie geposteerd om mensen die het toch wilden proberen terug te sturen.
Ik denk aan de vele ongelukken die in deze omgeving gebeuren jaar in jaar uit. Bij Chamonix hoort ook het dagelijks afvliegen van reddingshelikopters. Vorig jaar verongelukte een Nederlandse man en zijn Franse gids in de afdaling van de Mont Blanc. Een lawine en de val in een gletsjerbreuk. Journaal en Netwerk besteden er aandacht aan. Een van onze Nederlandse gidsen wordt geïnterviewd. Er gebeuren steeds meer ongelukken. Hoe komt dat? Vroeger, vertelt hij, was een beklimming van de Mont Blanc iets wat je deed na jaren ervaring te hebben opgedaan in de Alpen. Maar tegenwoordig gaat iedereen de berg maar op. Dat leidt natuurlijk tot al die ongelukken. Het beeld verplaatst zich naar de groep waarmee deze gids de afgelopen week op weg is geweest, met als afsluiting de beklimming van de berg. Een man van middelbare leeftijd, nooit eerder geklommen, moet huilen, omdat hij het niet gehaald heeft. Maar het was fantastisch. Hij trakteert op champagne. Een jonge vent vertelt dat hij vorig jaar een surfvakantie vierde en dit jaar wilde hij iets anders. Zo’n beklimming dat leek hem wel kicken. Ik wil niet moraliseren, maar vraag me soms af waar we mee bezig zijn. De Mont Blanc gekte…
Le train du Montenvers
Mijn broer Henk komt over naar Chamonix. Ik vind het hartstikke leuk om met mijn ‘kleine broertje’, we schelen negen jaar, een bergtocht te maken. We lopen eerst een deel van de Tour du Mont Blanc, van Chamonix naar Courmayeur en dan met de bus door de gerenoveerde tunnel weer terug.
“Henk”, zeg ik, “we gaan een wandeling over een gletsjer maken”.
Ik heb een pickel en een paar stijgijzers voor hem mee genomen. Vroeg stappen we op het stationnetje in de karakteristieke rode treintjes. Met zo’n vijftien kilometer per uur hobbelt de trein in ongeveer twintig minuten naar Montenvers.
“De spoorlijn is in gebruik genomen in 1909. Hij is 5141 meter lang en gaat 871 meter omhoog. We komen dan bij het Mer de Glace. Dat is de grootste gletsjer van Frankrijk, zeven kilometer lang met een oppervlakte van ongeveer veertig vierkantenmeter.”
“Je bent weer goed gedocumenteerd, Maarten”, antwoordt mijn broer met een vileine ondertoon.
Ik laat hem de brochure zien die ik uit de wachtkamer meegenomen heb.
Bij de plek die bekend is als ‘Vire des Guides’ dalen we af langs lange ladders tot op de gletsjer. We doen de stijgijzers onder. De gletsjer is aper, met andere woorden er ligt geen sneeuw meer op. We kunnen daarom zonder touw de gletsjer over. In grote gletsjerbreuken zijn vooral Britten aan het ijsklimmen. Zigzaggend tussen de grote spleten overschrijden wij de ‘ijszee’. Overal liggen enorme granieten zwerfkeien. In het prachtige boek ‘Hoogtekoorts’ van Macfarlane las ik de over herkomst van de naam ‘Mer de Glace’. De geleerde Horance-Bénénedict de Saussure, die de beloning uitloofde voor de eerste beklimming van de Mont Blanc, beschreef de gletsjer in 1760 als “een zee die plotseling is bevroren, niet tijdens een storm, maar op het moment waarop de wind is gaan liggen en de golven stomp en afgerond worden, al blijven ze hoog”. Baedeker citeerde dit in de negentiende eeuw in een reisgids over Zwitserland en voortaan was de gletsjer een zee van ijs.
Chamonix. Henk en ik zitten op een terras achter het bekende standbeeld van Balmat en Paccard. Balmat wijst naar de top. Zij beklommen de berg als eersten. We nemen een slok bier en kijken naar de sneeuw die schittert in de zon.
“Nou moet je er nog een keer op”, zeg ik tegen Henk.
“Tja”, antwoordt hij, “maar nu even niet…”.
Literatuur
Macfarlane, Robert (2003). Hoogtekoorts. Het raadselachtige verlangen naar de hoogste top. Amsterdam: De Bezige Bij.
Rébuffat, Gaston (1996). The Mont Blanc Massif. The 100 finest routes. London: Bâton Wicks.